Wat hebben Johnny Cash, Nick Cave, Fidel Castro en David Bowie met elkaar gemeen? Hun levens werden stuk voor stuk verstript door Reinhard Kleist. Eind september verschijnt bij Scratch de Nederlandse vertaling van 'Low', het tweede en afsluitende deel van ’s mans tweeluik over David Bowie. Met Stripgids sprak de Duitse tekenaar openhartig over de kunst van het verstrippen van iconen. “Het gaat er niet om of elke scène historisch klopt, de emotionele waarheid moet overeind blijven.”
Soms is de ontstaansgeschiedenis van een kunstwerk prozaïscher dan je denkt. Reinhard Kleist wilde van zijn getekende biografie over David Bowie aanvankelijk één dik boek maken, maar zijn uitgever wilde het in 2022 al uitbrengen vanwege het vijftigjarig jubileum van het legendarische album The Rise and Fall of Ziggy Stardust and the Spiders from Mars. “Ik kreeg dat niet op tijd klaar”, lacht de striptekenaar, “dus besloten we het op te splitsen. Uiteindelijk was dat een prima oplossing, want zo kon ik ook beter de verschillende periodes in Bowie’s leven uitlichten. Ik wist bovendien dat ik met de astronaut als verbindend element kon werken tussen de twee delen. Dat werkte wonderwel. Ik ben, nu ze in de winkel liggen, heel blij dat het uiteindelijk twee albums zijn geworden.”
Starman en Low verschillen ook sterk in stijl en sfeer.
“Ja, absoluut. In Starman spat de kleur van de pagina’s: het is flamboyant, vol energie, net zoals die periode van Bowie. Ik heb daar samen met inkleurder Thomas Gilke aan gewerkt. Zelf kleurde ik de flashbacks, die veel soberder zijn dan de concertscènes of het Londen van toen. Zo kunnen lezers de verschillende verhaallijnen beter van elkaar onderscheiden. Low speelt zich af in het Berlijn van de jaren 1970, een grauwe, grijze stad. Felle kleuren zouden daar niet gepast zijn, dus vroeg ik Thomas om zijn palet aan te passen en er meer grijs in te verwerken. Alleen op het einde, bij de verwijzing naar 2001:A Space Odyssey, mocht hij zich volledig laten gaan. Ook in de scène geïnspireerd op de videoclip van Ashes to Ashes kon hij zich uitleven. Dat contrast maakt die momenten net sterker. Hij heeft schitterend werk geleverd, al heeft hij uiteindelijk helemaal geen grijs gebruikt! ”
Wat was voor jou de grootste uitdaging op grafisch vlak?
“In het eerste deel waren het vooral de uitbundige shows en extravagante kostuums. Die correct teke- nen was een hele klus. Ik heb enorm veel research gedaan: wanneer droeg Bowie welk kostuum? Hoe zag het er precies uit? Dat luik van zijn carrière is visueel zó rijk, dat ik echt moest opletten om het accuraat én levendig in beeld te brengen. In het tweede boek was dat wat minder, omdat Bowie in Berlijn vooral in zichzelf gekeerd was en minder optrad.Visueel dus soberder, maar dat betekende niet dat het minder uitdagend was.”
“Mijn favoriete scène is die bij Heroes.We mochten de songtekst niet gebruiken, wat eerst aanvoelde als een beperking, maar uiteindelijk leidde het tot een mooi alternatief. De scène met jongeren die door het nachtelijke Berlijn rennen, op de klanken van een Bowie-nummer, is geïnspireerd op Wir Kinder vom Bahnhof Zoo, een soort Duitse Trainspotting, waarin Bowie ook opduikt. Het is een cultboek én een cultfilm, perfect om die sfeer op te roepen zonder letterlijk te citeren. Dat beeld samenstellen, die sfeer vangen, dat was zowel een uitdaging als een van de meest bevredigende stukken om te tekenen.”
Je woont zelf in Berlijn. In hoeverre heeft de stad jouw werk en je Bowie-boeken beïnvloed?
“Berlijn is in dit boek geen toevallig decor. Ik woon hier sinds 1997 en deze stad heeft mijn leven sterk beïnvloed. In de jaren 1970 was Berlijn grauw, ruw, maar ook enorm creatief. In de jaren 1990 ging ik naar dezelfde cafés en plekken waar ook Bowie rondhing. De legendarische Hansa Studios bijvoorbeeld: een mythische plek waar zoveel bekende muzikanten hun albums hebben opgenomen. Dus ja ,het is niet alleen een portret van Bowie, maar ook van mijn stad. Ik wilde de sfeer van toen vatten, leven in een verdeelde stad, met een muur door het midden. Toen die muur viel, botsten twee werelden op elkaar, wat zorgde voor een creatieve explosie. Berlijn is intussen veranderd: de creatieve energie is er nog, maar het is duurder, complexer, minder ‘vrij’, minder gek. Maar het blijft een bijzondere plek.”
Over Bowie is al immens veel geschreven. Hoe heb je je research aangepakt? Hoeveel artistieke vrijheid permitteerde je jezelf?
“De research was zeer intens. Ik las alles wat ik te pakken kon krijgen: biografieën, interviews, boekenover Bowie, echt alles. Je moet bepaalde feiten op een rijtje hebben. Maar tegelijk wilde ik het niet allemaal letterlijk in beeld brengen. Bowie draaide om identiteit en transformatie. Zoals Nick Cave me ooit zei: ‘Als het rock-’n-roll is, is het goed, waar of niet.’ (lacht) Er is geen dramatisch einde aan zijn Berlijn- periode, hij verdwijnt gewoon. Daarom besloot ik zijn tijd in Berlijn af te sluiten met een denkbeeldige missie de ruimte in. Dat is natuurlijk volledig verzonnen, maar het voelde als een passend einde. Het gaat er niet om of elke scène historisch klopt, de emotionele waarheid moet overeind blijven.Weet je trouwens hoe de astronaut in Stanley Kubricks sciencefictionfilm 2001: A Space Odyssey heet? Dave Bowman! En Bowie was nog niet beroemd voor die film uitkwam, dus dat moet toeval zijn. Maar het is wél een mooiere afsluiter dan hem simpelweg naar een andere stad te laten vertrekken.”
In een eerder interview gaf je aan geen interesse te hebben in Bowie’s post-Berlijnse periode. Waarom precies?
“Het verhaal dat ik wilde vertellen, is eigenlijk rond op het moment dat hij een wereldster wordt. Zijn ‘missie’, om een gigantische rockster te worden, is dan vervuld. Hij maakte daarna nog fantastische platen, maar het verhaal erachter is minder intrigerend. Hij was op dat moment al wie hij moest zijn. In het boek zit nog een sprongetje in de tijd, maar voor mij als verteller eindigt het daar.”
Hulp van Nick Cave
Dat de getekende biografie van David Bowie überhaupt het levenslicht zag, hebben we te danken aan een andere muzieklegende. Niemand minder dan Nick Cave moedigde Kleist aan om met het leven van de glamrocker aan de slag te gaan. “We hadden nog af en toe contact nadat ik aan zijn biografie had gewerkt. Ik zat op dat moment met twijfels. Bowie leek me een te groot, te monumentaal onderwerp. Hoe begin je daaraan zonder erin verloren te lopen? Tijdens een van onze gesprekken bracht ik dat ter sprake. Nick reageerde op zijn typische nuchtere manier: ‘Volgens mij is Bowie gewoon leuk om te tekenen.’ Geen grootse analyse, gewoon die ene zin. Maar het raakte me wel. Het herinnerde me eraan dat tekenen, zelfs als het over een icoon gaat, ook gewoon plezier mag zijn. Dat het niet altijd loodzwaar of perfect doordacht hoeft te zijn. Soms heb je iemand nodig die je op dat soort momenten met de voeten op de grond zet. Nick heeft dat talent, hij zegt altijd net wat nodig is, zonder er veel woorden aan vuil te maken.”
“Soms heb je iemand nodig die je met de voeten op de grond zet. Nick Cave heeft dat talent. ‘Volgens mij is Bowie gewoon leuk om te tekenen', zei hij"
Dat contact mis je wel wanneer je de biografie tekent van iemand die overleden is.
“Bij Nick Cave was er een echte dialoog. Hij had mijn boek Cash, I See a Darkness gelezen en was enthousiast, maar toen ik hem mijn eerste schetsen en ideeën voor zijn eigen biografie liet zien, was hij dat helemaal niet. Hij vond het niet goed, en dat liet hij me ook weten.We zijn toen gaan praten, en dat gesprek heeft mijn hele kijk op zijn verhaal veranderd. Nick zei letterlijk: ‘Het hoeft niet allemaal te kloppen. Het is een strip, maak er jouw versie van. Stuur me desnoods de ruimte in.’ (lacht) Dat heb ik uiteindelijk ook gedaan. Nick was er blij mee.”
"Wanneer je werkt aan het verhaal van iemand die er niet meer is, speelt dat hele spanningsveld natuurlijk minder. Je hoeft je niet voortdurend af te vragen of ze het goed zouden vinden. Maar tegelijkertijd mis je die directe feedback ook. Ik denk echt dat Bowie me op zijn eigen manier heel waardevol had kunnen bijsturen. Het is jammer dat dat nooit mogelijk was. Nick was ook heel duidelijk over waar de grenzen lagen. Bepaalde aspecten uit zijn privéleven, zeker het verlies van zijn zoon, moesten met rust gelaten worden. En dat respecteerde ik vanzelfsprekend. Hij wist dat en apprecieerde dat ook. Bij Bowie ging ik op een gelijkaardige manier te werk. Zijn duistere periode in Amerika, met persoonlijke problemen en omstreden uitspraken, heb ik bewust niet uitgediept. Dat voelde niet juist aan.Wat ook een enorm verschil maakte: Nick hielp actief mee met de rechten op liedjesteksten, waardoor ik die in het boek kon gebruiken.”
Dat liep voor de liedjesteksten van Bowie minder vlot, begreep ik?
“Klopt. Zijn rechthebbenden waren helemaal niet behulpzaam. In Duitsland mochten we nog delen van zijn teksten gebruiken, mits goedkeuring van een jurist die alles natrok. Maar voor de Britse en Amerikaanse edities moesten alle verwijzingen naar songteksten eruit. We mochten zelfs de bliksemschicht op zijn gezicht niet gebruiken, die is blijkbaar ook auteursrechtelijk beschermd. Het was soms enorm frustrerend. We hebben allerlei creatieve manieren moeten vinden om eromheen te werken - dat is gelukt, maar het bleef pijnlijk.”
Heb je reacties gekregen uit Bowies omgeving?
“Helemaal niets. Normaal krijg ik wel een reactie van mensen uit de directe kring van de persoon over wie ik een boek heb gemaakt, maar deze keer blijft het opvallend stil. Ik heb dus geen idee wat ze van het boek vinden. Ik heb gehoord dat ze het aan Tony Visconti hebben gegeven, zijn producer vanaf 1969 tot aan zijn dood, maar ik heb er nooit iets over teruggehoord. Iggy Pop komt binnenkort naar Duitsland, maar dan ben ik helaas zelf in het buitenland. Hopelijk duwt iemand het boek nog in zijn handen. Hij komt in beide delen voor.” (lacht)
Je hebt biografieën gemaakt van wereldiconen, maar ook van minder bekende figuren zoals bokser Harry Haft. Ga je dan anders te werk?
“Absoluut. Minder bekende figuren geven meer vrijheid. Bij Harry Haft had ik één bron: de biografie die zijn zoon geschreven heeft. Voor Der Traum von Olympia, mijn strip over de Somalische atlete Samia Yusuf Omar had ik nog minder bronmateriaal. Toen baseerde ik me op verhalen van andere vluchtelingen om tot één krachtig fictieverhaal te komen. Dat biedt ruimte om zelf te interpreteren en meer focus te leggen op emotie en betekenis. In Knock Out over Emile Griffith kon ik zo veel meer aandacht besteden aan wat er in zijn hoofd omging. Hoe hij mensen wilde liefheb- ben, niet begreep waarom er haat was, tot het punt dat hij iemand doodsloeg in de ring. Zulke verhalen zijn minder bekend, maar verdienen het verteld te worden.”
“Bij iconen als Bowie of Castro is dat anders. Iedereen kent ze, iedereen heeft een mening. Elk detail wordt gecheckt. Bij Johnny Cash kreeg ik ooit de opmerking dat Bob Dylan op dat moment niet dat specifieke kapsel had. (lacht) Castro was echt moeilijk. Dat was tachtig jaar aan complexe geschiedenis. Er bestaan hele boekenkasten over hem. Als je daar een politiek portret van wil maken, is dat bijna niet te doen. Het is te veel. Dat vreet energie.”
"Ik zou nooit een boek over Madonna kunnen maken. Ik respecteer haar zeker, maar ze heeft niets in mijn leven betekend"
Hoe beïnvloeden je eigen gevoelens de strips die je tekent?
“Die zijn ontzettend belangrijk. Ik zou bijvoorbeeld nooit een boek over Madonna kunnen maken. Ik respecteer haar zeker, maar ze heeft niets in mijn leven betekend. De muzikanten waarover ik heb gewerkt, hebben me op een bepaalde manier geraakt of vergezeld op belangrijke momenten. Misschien dat ik nog van gedachte verander als zij het me persoonlijk zou vragen, wie weet ligt er binnenkort een Madonna-boek van mij in de winkel.” (lacht)
“Nee, ik moet echt wel een connectie voelen met het verhaal dat ik wil vertellen. Sorry Madonna. Bij Johnny Cash ging het om vrijheid, bevrijding uit de gevangenis én uit zijn verslaving. Bij Nick Cave draaide het om de rol van de artiest: een kunstenaar die zijn eigen mythologie schept, en in dat universum bijna een goddelijke figuur wordt. Dat herken ik: als stripmaker bouw ik ook mijn eigen universum. Bij Bowie is het de poëzie van de rockster zelf: wat betekent hij voor zijn publiek, zijn fans, en uiteindelijk ook voor mij. Het is altijd persoonlijk. Zonder die band zou ik zo’n project nooit kunnen volhouden. Er kruipt toch steeds heel wat tijd en werk in.”
Je volgende project draait rond een Belgische legende: Lucky Luke. Wat kunnen we daarvan verwachten?
“Ja, dat klopt! Op dit moment werk ik samen met mijn collega Flix (Felix Görmann: die we kennen van Robbedoes in Berlijn, Münchhausen en Freud ...) aan een gloednieuw Lucky Luke-album. Het is een totaal ander soort project dan wat ik normaal doe. Ik ben geen humoristische tekenaar en al zeker geen liefhebber van paarden tekenen. Dus in het begin zag ik het echt totaal niet zitten. Maar ik heb toen een workshop gevolgd bij een Disney-tekenaar die gespecialiseerd is in dieren. Daardoor kreeg ik plots vertrouwen dat het me tóch zou lukken. Het plan is dat het album in de eerste helft van volgend jaar af is. Flix schrijft het verhaal en de dialogen, ik ben enkel verantwoordelijk voor de tekeningen. In zekere zin voelt het als een vakantie na al dat schrijven en uitwerken van scenario’s."
"Tegelijkertijd werk ik mee aan een operaproject op muziek van Maurice Ravel. Daarvoor zal ik tijdens de uitvoering live tekenen op het podium. In november breng ik dat ook naar Brussel. Ik wil mezelf blijven uitdagen, steeds iets nieuws proberen. Ik heb al enkele ideeën voor een volgende biografie, maar het staat allemaal nog in de kinderschoenen. Waarschijnlijk wordt het géén muzikant, ik wil me niet blijven herhalen. Wat het dan wel wordt? Geen idee. Maar het begint al een beetje te borrelen. Maar eerst ga ik me nog amuseren met jullie cowboy!”