Fotostrips hebben vandaag een wat twijfelachtige reputatie. Zei daar iemand pulp? Soms vind je op een rommelmarkt nog een beschimmelde verzamelmap met krantenknipsels, maar in de kasten van de betere boekhandel zijn ze amper vertegenwoordigd. Hoe belandde het ooit zo populaire medium in de vergetelheid? We gaan op onderzoek naar het enfant terrible van de kunsten.
Laten we eerst eens inzoomen op het medium fotografie. Het maakt nu deel uit van het dagelijks leven, maar ooit gold het als enfant terrible van de kunstwereld. “Een foto mist de ziel die eigen is aan alle echte kunst”, was doorgaans het argument. Kunstenaars raakten verwikkeld in rechtszaken waarbij de authenticiteit van hun werk in vraag werd gesteld. Een van hen was de Vlaamse schilder Jan Van Beers (1852-1927), die in 1881 zelfs naar het gerecht trok omdat critici hadden gesteld dat hij foto’s overschilderde. Van Beers wreef hen laster en eerroof aan; op zich een merkwaardige stelling, temeer omdat hij door de rechtszaak een forum kreeg in alle kranten. De zaak maakte van hem uiteindelijk een bekend en later ook succesvol kunstenaar. Zo zie je maar, schandaal maakt faam.
Essentieel hulpmiddel
Het is ook geen geheim dat kunstenaars door de eeuwen heen gebruik maakten van fotografische technieken om beelden te creëren. Van de gebroeders van Eyck tot James Ensor, onze musea hangen vol met kunst die voortkwam uit wat je vandaag als ‘fototechnieken’ kan omschrijven. Toch bestaat die verlegenheid over het gebruik van fotografie in de beeldende kunsten nog steeds; strips leken zich daar niet veel van aan te trekken. Deels omdat het beeldverhaal altijd al een wat ongewenst neefje binnen de kunsten was, deels omdat striptekenaars over het algemeen weinig schroom hebben om pragmatische oplossingen te zoeken. Denk maar aan de gouden jaren van de realistische decors, voertuigen, anatomie: stuk voor stuk voorbeelden die veel tijd in beslag nemen om op basis van observatie te tekenen.
Pulpliteratuur
Fotografie was dus zeker een belangrijk hulpmiddel, maar pas na de Tweede Wereldoorlog verschenen de eerste fotoromans. De Europese markt werd overspoeld met scenario’s uit Hollywood, die algauw werden gerecycleerd in pulpliteratuur voor vrouwentijdschriften. Dit nieuwe medium kende op korte tijd een enorm succes, maar doofde bijna helemaal uit zodra de televisie op het toneel verscheen. Als expert in deze materie is prof. em. Jan Baetens zich zeer bewust van de reputatie van de fotoroman. Toch wijdde hij zich aan een onderzoeksproject dat de Belgische fotoroman digitaliseerde, waardoor nu een enorm archief beschikbaar is bij de Koninklijke Bibliotheek van België. Jan vat het zelf mooi samen: “Het is een verborgen continent. De geschiedenis en de diversiteit van de fotoroman zijn moeilijk in enkele zinnen samen te vatten: onvermijdelijk vervalt men dan in clichés die de waarheid (en de geschiedenis) zwaar geweld aandoen.”
Het zal niemand verbazen dat de pornografische fotostrip het erg goed deed, tot de filmindustrie het overnam
Geboren op de mesthoop
De fotostrip kende een moeizame start in de literaire context en bleef lange tijd voorbehouden tot enkele intussen compleet vergeten dagbladen. Qua genre zal het niemand verbazen dat de pornografische fotostrip het erg goed deed, tot ook hier de filmindustrie het overnam. Het lijstje met markante publicaties sinds de jaren 1960 is summier en wordt geciteerd in elk artikel over dit specifieke onderwerp. De recente heruitgave van Droits de regards van Marie-Françoise Plissart en Benoît Peeters bij Les Impressions Nouvelles verdient extra aandacht, zeker nu de originele platen werden aangekocht door het Antwerpse FOMU. Die aankoop is een erkenning van dit bijzondere oeuvre en spoort hopelijk een nieuwe generatie aan tot het maken van fotostrips. Peeters en Plissart verkennen de mogelijkheden van de fotostrip vanuit een uitgesproken esthetisch perspectief. De roman is in scène gezet, elk beeld is goed doordacht en het geheel ademt een erotische sfeer uit. Ondanks al deze kwaliteiten belandde het in de vergetelheid, mee dankzij de weinig positieve reputatie van de fotoroman.
Manifest
Het mag duidelijk zijn dat de fotoroman een grotendeels braakliggend terrein is, maar Editions FLBLB (spreek uit ’flubbelubbe‘) doet er alles aan om de fotostrip te cultiveren. Uitgever Grégory Jarry verspreidde in 2015 zijn manifest waarin hij zijn gepeperde mening geeft over de stand van zaken: “De fotoroman zit al vele jaren in een impasse, geklemd tussen de commerciële producties van Nous Deux en de obscure tentatieven van Marie-Françoise Plissart en Benoît Peeters. (… ) In 1989 ontvangt Jean Teulé de prijs voor het beste album van Angoulême, de enige keer dat een fotostrip werd bekroond. Helaas koos de auteur er vervolgens voor om zich enkel nog tot romans tout court te wenden, wat een groot verlies was voor de fotostrip en een kleine winst voor de literatuur.”
Jarry spreekt klare taal in zijn oproep aan het veld: “Striptekenaars, hou op om jullie beelden uit Google te putten, neem zelf foto’s. Vormgevers, gebruik jullie prachtige ideeën ten goede van de fotostrip, in plaats van ze aan te wenden om rommel te verkopen. Cineasten, een fotostrip kan je in enkele maanden produceren zonder je tong bruin te likken aan het gat van de media. Reporters-fotografen, gebruik jullie reeksen zonder verplicht te worden om slechts één miserabele foto over te houden …”
Klimmers in een plat land
FLBLB is niet de enige uitgever die fotostrips op de markt brengt, maar zonder twijfel wel de grootste voorvechter van het genre. Natuurlijk konden de strips van Noorderbuur Ype Driessen niet ontbreken in hun catalogus. Maar naast de grappen van Driessen vind je bij FLBLB een stijl voor elke smaak. Zo vertelt Amélie Laval in Le Syndicat des algues brunes het verhaal van een jonge vrouw die op zoek gaat naar haar vader. Alleen vindt het plaats in een wereld waar genetisch gemanipuleerde mensen in afwasschuim veranderen, slakken gevaarlijke dieren zijn en mysterieuze harige mannen zich verstoppen in de bosjes.
Binnenkort verschijnt C’est plat, mais quand même, c’est joli van Xavier Courteix bij FLBLB, een verhaal dat qua stijl meer aanleunt bij documentaire. Aster, een fervente Franse klimmer, gaat in volle coronacrisis design studeren in Eindhoven. Die ervaring valt tegen; bijgevolg raakt hij verloren en keert hij uiteindelijk terug naar wat hij goed kent: klimmen. En dan is fotografie een medium dat overtuigt: foto’s van een jongen die aan de richel van een appartementsgebouw hangt of zich onder een brug door slingert, spreken meer dan duizend tekeningen.
Meer weten?
Snel even in de geschiedenis van de fotostrip duiken? Bekijk hieronder dan zeker Achter de schermen van de FOMU collectie: De Fotoroman, een reportage met Jan Baetens (KU Leuven) en Tamara Berghmans (FOMU).