‘Masters of American Comics’ (in origine de catalogus bij een tentoonstelling die rondreisde in de VS) is het mooiste en interessantste boek over de Amerikaanse strip dat we in lange tijd in handen hebben gehad. Naast een uitvoerig en uitbundig geïllustreerd overzicht van de belangrijkste Amerikaanse stripgeschiedenis, wordt een apart essay gewijd aan elk van de – in de ogen van de samenstellers alvast – 15 belangrijkste stripauteurs van de voorbije eeuw. Daarvoor wordt het kruim van de Amerikaanse journalistiek, strip en literatuur ingeschakeld. Het boek bevat bijdragen van onder meer Raymond Pettibon, Jonathan Safran Foer, Dave Eggers, Françoise Mouly, Matt Groening (yep, die van The Simpsons) of Patrick McDonnell (de maker van Mutts).
Ook de selectie van de 15 stripmakers oogt indrukwekkend: Winsor McCay, Lyonel Feininger, George Herriman, E.C. Segar, Frank King, Chester Gould, Milton Caniff, Charles M. Schulz, Will Eisner, Jack Kirby, Harvey Kurtzman, R. Crumb, Art Spiegelman, Gary Panter en Chris Ware. De grootste verrassing in dit rijtje, vooral voor de Europese stripliefhebber dan, is de aanwezigheid van de Duitse, maar in Amerika geboren tekenaar en graficus Lyonel Feininger, een van de stichters van het Bauhaus in Weimar. In 1906 en 1907 maakte hij vanuit Parijs en Berlijn twee stripreeksen die in zijn vaderland in The Chicago Tribune verschenen. De strippagina’s van Feininger zien er verbluffend uit. Met dit boek (en de bijhorende tentoonstelling) lijkt Feininger, die al een niet onbelangrijke rol speelde in de Europese kunstgeschiedenis van de twintigste eeuw, ook zijn plaats bij de groten van het Amerikaanse beeldverhaal definitief op te eisen. (TH)
John Carlin, Paul Karasik & Brian Walker (red.),
‘Masters of American Comics’, Hammer Museum & Museum of Contemporary Art Los Angeles, 328 blz., 49,50 € (Engelstalig, import)
****
